zondag 5 november 2017

ANNA'S JAREN (245) - Lonely sailor

‘Je hoort nog hiervan, je hoort nog hiervan’, al weer enkele weken verder en nog tolden die woorden regelmatig door mijn kop. Het bleef echter akelig stil en die enkele keer dat ik het hoofd op de gang tegenkwam, leek hij mij niet eens meer te kennen. Er kwamen steeds minder godsdienstlessen en uiteindelijk verdwenen zij helemaal van het rooster. De godsdienstleraar verdween uit beeld en ik begon hem te vergeten. Ooit, veel later, droom ik nog een keer van hem, nadat ik per ongeluk de tv had afgestemd op een programma van Andries Knevel.
Gelukkig waren er ook andere docenten, zoals de flamboyante leraar Nederlands en Engels. Vooral de Engelse les van die man was een groot plezier. Hij sprak die taal perfect, niet verwonderlijk want zijn achternaam verraadde zijn Britse komaf. En dan de leraar meet- en wiskunde, een zachtmoedige man met brillenglazen als jampotten en altijd sigarenas op zijn giletje. Hij kon zo enthousiast over de schoonheid van geometrie vertellen dat zelfs de grootste hater van dat vak naar hem luisterde. 

En er kwam troost, de koffie ging van de bon, de distributie van levensmiddelen was definitief voorbij. Kruideniers hadden het er maar druk mee gehad, vrijwel het gehele assortiment aan levensmiddelen was via distributie gegaan. Voortaan weer altijd koffie bij de avondkrant. Anders dan tegenwoordig, met de overkill aan informatie van verschillende media, kon het voorpaginanieuws dagenlang gesprekstof bieden. 
(Foto: Wikipedia)
Zo had er op tweede kerstdag een orkaan gewoed op de Atlantische Oceaan en ging het nieuws over de vele schepen die in moeilijkheden verkeerden. Al snel was nog maar één schip in the picture, de Flying Enterprise.  Op ruim achthonderd kilometer van de Britse kust  lag het met zware slagzij. Het schip was stuurloos geworden en begon water te maken. De kapitein, Kurt Carlsen, zond een SOS-bericht uit en stuurde de bemanning de sloepen in. Carlsen bleef zelf aan boord. Er kwam hulp, onder meer van de zeesleper Turmoil,  één van de sterkste ter wereld, die zeven maal probeerde vast te maken. De achtste keer maakte de stuurman van de sleper, Kenneth Dancy een levensgevaarlijke sprong naar het zinkende schip op het moment dat de schepen een fractie van een seconde langs elkaar schuurden. Het lukte hem een sleeplijn te bevestigen. Dag en nacht bleven Carlsen en Dancy in touw om de verbinding in stand te houden. Het enige eetbaars aan boord was de taart die de kok voor de kerst had gebakken. De twee mannen kregen via een overgeschoten lijn een maaltijd in een waterdichte koker. De storm nam wat af en langzaam naderde het schip Falmouth, waar de pers toestroomde en voorbereidingen voor een feestelijke huldiging werden getroffen.
Er stak weer een nieuwe storm op en midden in de nacht brak de sleepkabel.
De Flying Enterprise  ging steeds sneller hellen, het was zinloos de kabel opnieuw vast te maken en er zat niets anders op dan dat de twee mannen het schip verlieten. Zij sprongen vanaf de schoorsteen in de ijskoude zee en werden opgepikt door de Turmoil.  Het vrachtschip ging naar de bodem.
De gehele wereld volgde de berichtgeving, als wij maar even de tijd hadden hielden wij een oor bij de radio, zodra Jan thuiskwam was zijn eerste vraag of wij iets meer wisten, dag na dag rukten wij de bezorger de krant bijkans uit zijn handen. Iedereen was happig op nieuws dat afweek van de voortdurende koude oorlogsretoriek. Die kapitein, die zijn schip niet wou verlaten, prachtig. En het ging maar door.
Carlsen en Dancy werden ingehaald door een juichende menigte. De Daily Express  had de ouders van de Deen Carlsen laten overvliegen en maakte van de gelegenheid gebruik hen te interviewen. De Deense koning liet weten dat Carlsen tot ridder was benoemd en Lloyd’s gaf hem een medaille ‘voor uitzonderlijke moed en plichtsbesef’. Later volgde een tickertapeparade in New York en een triomftocht, waarbij een kleine driehonderdduizend mensen hem toejuichten. Een Deense brouwerij bracht een exportbier op de markt onder de naam ‘Carlsen’ en er werd gedanst op ‘The Lonely Sailor’.
Carlsen weigerde in te gaan op aanbiedingen om op te treden in reclamespotjes, een boek te schrijven, en een speelfilm van het avontuur te laten maken met Burt Lancaster in de hoofdrol. 
De roem trof ook Dancy, journalisten lieten hem niet met rust en hij kreeg stapels fanmail, onder meer van de Rotterdamse Petronella van den Tempel, die het niet liet zitten na een vrijblijvend bedankbriefje. Twee jaar later nog hoort zij dat Dancy de haven zal aandoen in Kaapstad, waar zij dan woont. Dancy krijgt weer een brief en geeft nu wel antwoord. En zij leven nog lang en gelukkig, in Nederland.

(wordt vervolgd)
nnn

maandag 30 oktober 2017

ANNA'S JAREN (244) - Gouden handen

Achter een groot bureau met volle asbak, steunend op de ellenbogen, de handen voor het gezicht, de vingers reikend tot onder de brillenglazen, het hoofd der school. Mijn blik ging naar zijn zorgvuldige grijze kapsel met de mooie slagen in de haren. Verder bleef ik maar even staan, wachtend op de dingen die moesten komen. Ik voelde mijn mond droog worden.
Daar was het gezicht van het hoofd, zijn ogen doorpriemden mij. Hij draaide een kwartslag met zijn stoel, keek naar buiten, stak de zoveelste pienefleut op, draaide weer terug.
‘Zo, jij moest zonodig rotzooi schoppen tijdens godsdienstles! Nou?’
Ongeduldig was hij ook, door mijn droge mond duurde het even tot ik antwoord kon geven.
‘Nee!’
‘Nee? Wat nee, wou je soms beweren dat je zomaar hierheen bent gestuurd?’
Eindelijk loskomend, vertelde ik dat ik de docent er alleen maar op had gewezen dat hij onnodig was tekeergegaan tegen leerlingen die een foutje maakten en dat hij, de godsdienstleraar, vloekte. En dat de docent mijn opmerking een reden vond om mij te slaan en trappen.
‘Slaan en trappen?’
‘Ja, mis.’
Het hoofd keek nu langdurig naar buiten, greep vervolgens zijn bureau met beide handen vast en schoof zijn stoel iets naar achter. Daar gingen zijn ogen weer dwars door mij heen. Plots strekte hij zwijgend de rechterarm in mijn richting. Ik deed een stap naar voren, dacht dat ik hem een hand moest geven, tot ik zag dat de handpalm naar beneden was gericht. De hand, die eerst vanuit de pols een haakse hoek maakte met de onderarm, bewoog omhoog tot in het verlengde ervan. Toen de move zich nog eens herhaalde, begreep ik dat ik het vertrek diende te verlaten.
‘Je hoort nog hiervan.’
Onderweg naar mijn schooltas bleef het door mijn kop denderen, ‘je hoort nog hiervan, je hoort nog hiervan’. Ik deed zo stinkend mijn best op die mulo, die ik zo graag had gewild en zag als een voorrecht dat ik had te danken aan meester Broer. En nu werd ik er misschien vanaf gestuurd. Door zo’n hypocriete lul met losse handjes. Hoe vertelde ik het Jan en Rieka? Nog maar even niet, dat leek mij het beste.

Op de radio viel weinig troost te vinden. Het Nederlands repertoire was niets meer dan een symbolische ontkenning van de ernst in de wereld. Lulligheid troef.
Annie de Reuver zong De poppetjes in mijn ogen,  Bobbejaan Schoepen bejubelde een wipneus en een kersenmond  en de Ramblers vergaten te swingen met Over vijfentwintig jaar.  Eddy Christiani scoorde hits met Kom weer naar huis  en Spring maar achterop.  Hij werd vijf jaar achtereen uitgeroepen tot populairste zanger van Nederland. Toen Eddy als eerste Nederlandse artiest een gouden plaat kreeg voor het door Johnny Hoes geschreven Zeemanshart  was er vrijwel niemand die nog wist hoe geweldig hij gitaar kon spelen. En dan was er nog Heleentje van Capelle met Naar de speeltuin.  Als de radio maar even populair bracht, schalde Heeft mama een goede bui en is papa niet te lui  uit de speakers. De oorspronkelijke versie, Pack’die Badehose ein,  gezongen door Conny Froboess hoorde je niet. 
Rijk de Gooier ontdekte Johnny Kraaijkamp en samen namen zij het nummer Twee jongens en een gitaar  op. Het was het begin van een lange samenwerking tussen de twee ongeinmakers.
Winifred Atwell
(Foto: Wikipedia)
Het was daarom niet zo erg dat er maar weinig Nederlands populair werd uitgezonden. Het buitenlandse repertoire was echter niet altijd veel beter, al was er dan onder meer Edith Piaf met Padam…Padam,  Frankie Laine met het prompt door Joop de Knegt gecoverde High Noon,  Vera Lynn met From The Time You Say Goodbye  en The Homing Waltz.  De show werd gestolen door de in Trinidad geboren boogiewoogie- en ragtimepianiste Winifred Atwell. Haar Black And White Rag  leek nooit te vervelen. Zij was begonnen met piano-optredens om haar studie medicijnen te financieren, kreeg een contract en scoorde meerdere hits. Platenopnamen kregen een apart geluid omdat zij dan speelde op wat zij haar ‘other piano’ noemde, een aftands exemplaar, dat bijna uit elkaar viel. Atwells carrière bereikte snel een hoogtepunt. Zij werd verreweg de best verkopende pianiste met per week dertigduizend Decca-platen over de toonbank. Winnifreds handen werden bij Lloyd’s of London verzekerd voor een kwart miljoen dollar.

(wordt vervolgd)
nnn

woensdag 25 oktober 2017

ANNA'S JAREN (243) - Harde les


Het eerste jaar op de mulo bracht voor de meisjes handwerklessen in plaats van Duits. Sokken stoppen, knopen aanzetten, haken, breien en verstelwerk. Zij mochten eens achterop geraken bij de meisjes op de huishoudschool.
(Foto: Wikipedia)
In plaats van onderricht in de Duitse taal verder nog enkele lessen waarvan het logisch verband mij ontging. Tekenen en extra gymnastiek voor de jongens en godsdienst voor ons allen. Een keer in de week werd de klas geconfronteerd met een gefrustreerde, neurotische docent, die bij het minste of geringste tegenwoord een roodaangelopen kop kreeg. Zijn les hield niet veel meer in dan dat hij boekjes over godsdienst uitdeelde, waaruit hij de leerlingen om de beurt een aantal pagina’s liet voorlezen. Die boekjes waren niet erg toegankelijk, moeilijke taal, en bovendien was de tekst uiterst krap geïnterlinieerd, wat de leesbaarheid niet bevorderde. Wie iets te vragen had kon dat tussen de leesbeurten doen. Het swingde niet en het ging dan ook mis. In een tekst – over de islam – stonden twee slecht gespatieerde zinnen zo ongelukkig boven elkaar, dat je automatisch van de helft van de eerste zin doorlas in de tweede helft van de volgende. Het arme meisje, dat moest voorlezen, ging dan ook hopeloos in de fout.
‘Nee, dat staat er niet, je moet beter kijken uilskuiken, nog eens.’
Weer mis, de beurt ging naar de volgende, die ook in de fout ging, net als de derde.
‘Kunnen jullie nu niet eens een tekst vlekkeloos lezen, of doen jullie dit expres?’
Het rood in het hoofd van de godsdienstleraar vloeide over naar paars.
‘Als jullie hier te stom voor zijn, zal ik het wel doen.’
En hups, daar ging de leraar zelf in de fout.
Op het moment dat het lachen, gillen en loeien van de klas verstomde kon je Dirk nog net horen zeggen: ‘Hij kan het zelf ook niet.’
Oorlog. De ogen van de docent schoten al vuur. Ik moest naar voren komen tot vlak bij hem. Dichtbij hem moest ik meekijken in het boekje op zijn lessenaar. Ik was op mijn hoede.
‘Kijk eens hier’, zei hij, met twee handen wijzend op de tekstregels, ‘doordat die zinnen zo ongelukkig boven elkaar staan, las ik ongewild van de ene naar de andere.’
Net op het moment dat ik wilde zeggen dat dit dus het probleem was van iedereen, moest ik actie ondernemen. De rechterhand van de leraar die zojuist nog op het tekstje wees, kwam los van het papier en ging met alle kracht in de richting van mijn hoofd. Dat moest dus zo snel mogelijk weg boven de lessenaar. Het lukte nog net, de vlakke hand schoot door en trof keihard een hoek van het houten blad. Dat valt best tegen als je niet mag vloeken. Nu zijn rechteronderarm toch op de lessenaar steunde, waagde de leraar vervolgens een poging om mij van zich af te trappen. Het been van de docent was net te kort en zijn lichaam benaderde een vrijwel horizontale positie. Ongedeerd ging ik voor de zekerheid toch maar een paar stappen achteruit, met de gehele klas genietend van het schouwspel dat werd geboden door des docents driftige bewegingen om zich staande te houden.  
‘Eruit, eruit, naar de gang!’
Daar had ik weinig moeite mee, het moest er in elk geval beter toeven zijn. Alleen, hoe vermaak je je op zo’n ongezellige gang? De prentjes aan de wanden maar eens bekijken. Daar gunde je jezelf nooit de tijd voor. De deur van ons klaslokaal was in de hoek van de gang en achter die deur hing ook nog een prentje. Even kijken. Op dat moment kletterde de deur open, de godsdienstleraar verloste de klas van zichzelf terwijl hij mij klem zette achter de deur en  zich vloekend afvroeg waar ik was gebleven. Ik voelde geen enkele behoefte mijn schuilplaats bekend te maken.
De volgende godsdienstles kon natuurlijk niet beginnen voordat ik ter verantwoording was geroepen.
‘Als ik jou naar de gang stuur, ventje, betekent dat niet dat je dan maar helemaal kunt verdwijnen’, sprak de leraar met een kalmte die nog meer beangstigde dan voorheen zijn rode kop.
‘Ik was wel degelijk op de gang, u zette mij klem achter de deur. U zei nog ‘godverdomme, waar is die vent nou weer’.’ 
Zodra de leraar boven het geloei van de klas uit kon komen, schreeuwde hij dat ik mij moest melden bij het hoofd der school. Je melden bij het hoofd der school, dat was niet mis en hoe deed je dat eigenlijk, aankloppen en naar binnen stappen? Omdat hij eens was ingevallen voor een zieke leraar geometrie, kende ik de man. Een vrij gedistingeerd iemand met keurig gekapte grijze haren, die bij voorkeur met een sigaret tussen de vingers op afstandelijke wijze les gaf. Hij oogde zeer streng. Schoorvoetend liep ik dan ook in de richting van zijn kamer toen de Liefde Gods snuivend en bonkend als een tweede Zátopek langs mij stoof en achter een slaande deur verdween. Ik hoorde hem binnen zijn stem verheffen en bleef maar waar ik was.
Het duurde niet lang tot de docent de directiekamer verliet. De deur half open latend zei hij: ‘Meld je.’

(wordt vervolgd)
nnn

zaterdag 21 oktober 2017

ANNA'S JAREN (242) - Antwoordman

En er was die oorlog die voorbij heette. Op de mulo werd het eerste jaar nog geen les in de Duitse taal gegeven, dat lag te gevoelig. Een vredesverdrag kwam er niet omdat het Duitse Rijk niet meer bestond. Wel werd in juni door de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en andere landen de staat van oorlog met Duitsland beëindigd. Nederland volgde ruim een maand later. In september werd het Vredesverdrag van San Francisco ondertekend door Japan en 48 andere landen, waarmee er formeel een einde kwam aan de vijandigheden.
Steeds ging het in de media over de ‘Cold War’. De wapenwedloop versnelde en de angst voor de verder ontwikkelde atoombom hing voortdurend in de lucht. De dreiging werd extra voelbaar aan het eind van het jaar toen er in de Rotterdamse haven Amerikaanse tanks uit schepen werden geladen. Nederland kon niet in eigen defensiematerieel voorzien en mocht een beroep doen op de NAVO. Al anderhalf jaar eerder arriveerde er een Amerikaans schip met wapens in Rotterdam. De minister van Oorlog en Marine verzekerde dat de wapens bedoeld waren voor defensie. Dat was net zo geruststellend als de oprichting van de Bescherming Bevolking (BB). Onder bijzondere omstandigheden, rampen of oorlogshandelingen, zou deze hulp aan de bevolking moeten bieden. De BB werd ook belast met het geven van voorlichting aan de burger. De overheid was nog zo naïef  te veronderstellen dat met goede voorbereidingen de gevolgen van een kernaanval redelijk waren te weerstaan. Adviezen als dekking zoeken onder tafel met een emmer over het hoofd, schuilen op de wc of het dragen van wit ondergoed om straling te weren, werden serieus op het volk afgestuurd. Militairen namen nog geruime tijd aan, dat in een diep gegraven schuttersput aan de straling valt te ontkomen.

De Verenigde Staten zetten alles op alles om het Westen te motiveren. De radio bracht het programma De Antwoordman, dat door de AVRO werd uitgezonden op dinsdagavond en donderdagochtend. Vragen van luisteraars, beantwoord door een anonieme presentator. Altijd wel een ‘ingezonden vraag over Amerika’ met als antwoord propaganda voor de economische en militaire hulpprogramma’s. Tussen vraag en antwoord  door wees de presentator op de zegeningen van Amerikaanse samenleving tegenover de beroerde situatie in de Sovjet Unie. Steeds weer dook de vraag op wie toch die presentator was en dat gaf De Antwoordman  nog eens extra publiciteit. AVRO-presentatrice Netty Rosenfeld leidde de vragen in, waardoor het programma een onafhankelijke indruk maakte. Tot De Volkskrant onthulde dat het programma erop was gericht de luisteraar ontvankelijk te maken voor de anti-communistische ideologie achter de Marshall-hulp. En dat het uit de koker kwam van een voor de Marshall-organisatie werkend publiciteitsbureau. De Antwoordman was een oud-medewerker van de Rijksvoorlichtingsdienst, die nu voor die organisatie werkte.
Het programma verdween uit de ether. Jammer voor Amerika, want bij de Nederlandse bevolking begon adoratie voor dat land geleidelijk te veranderen in een kritische opstelling.
De overheid wilde er niet aan en begon zelfs de verdiensten van linkse verzetsmensen te negeren. Over Hannie Schaft werd niet alleen zo min mogelijk gesproken omdat zij als symbool diende van het communistisch verzet, de overheid maakte zelfs de jaarlijkse herdenking van haar dood onmogelijk. In 1951 werd politie en leger daartoe ingezet, met vier pantserwagens.

Die indoctrinatie en repressie was evenzogoed niets, vergeleken met wat er in het Oostblok gebeurde. De autoriteiten controleerden daar het leven van de wieg tot het graf. Ontzag voor de communistische leiders werd er vanaf de crèche ingeramd. De overheid wilde het gezinsleven regelen door kinderlozen  extra te belasten. Vrouwen werden op de arbeidsmarkt even hoog ingeschaald als mannen, oma zorgde vaak voor de kinderen. Boeren moesten zich aansluiten bij collectieve boerderijen. Tegenspartelen betekende gevangenisstraf of de dood. Levensmiddelen bleven lang schaars, voor de winkels stonden dag in dag uit lange rijen. Op uitbetaaldag ook lange rijen voor de slijterijen, arbeiders vluchtten massaal in de drank. Wij wisten er alles van want het werd herhaaldelijk breed uitgemeten in de westerse pers.
Jeanne Roos
(Foto: Wikipedia)
Televisie had nog iets verwegs en magisch, je las er wel eens over. Weinigen hadden zelfs maar enig idee waar dat goed voor was. Toch zocht Philips al sinds de jaren dertig naar uitzendmogelijkheden. In 1948 kwamen er experimentele uitzendingen. Slechts honderd kleine beeldschermen vertoonden die avonduitzendingen. Tot het zover was dat een uitzending in een openbare gelegenheid kon worden ontvangen. Eindhoven had die primeur. In een café bekeken genodigden de uitzending van Philips Experimentele Televisie. Toen op dinsdag 2 oktober 1951 de eerste officiële nationale tv-uitzending vanuit Bussum plaatsvond, was dat alweer bijna een jaar geleden. Jeanne Roos kondigde de eerste uitzending aan waaraan diverse omroepen hadden meegewerkt. Minister Cals verklaarde de studio voor geopend en de uitzendingen voor begonnen. Er werd al meteen verteld over mogelijkheden en gevaren van het nieuwe medium en daarna kwam er een toneelstuk, dat over televisie ging. En een beeldstoring van drie minuten. Erg was dat niet, want in geheel Nederland stonden nog maar vijfhonderd toestellen. Een kastje kostte twaalfhonderd gulden. Drie zenduren per week. In Rotterdam werd in de beginperiode vooral gekeken in café’s, waar de kijkers zich meer vergaapten aan het wonder der techniek dan aan het programma-aanbod. Veertien dagen na de opening kwam de eerste KRO-uitzending, gepresenteerd door een pas ontdekt talentje zonder enige ervaring: Mies Bouwman.

(wordt vervolgd) 
nnn

maandag 16 oktober 2017

ANNA'S JAREN (241) - Bioscoopje pikken

De Mulo begon in september, eerst nog een halfjaartje naar de brugklas. Ook daar weer een bijzonder aardige leraar, al mocht je dan geen meester meer zeggen.
In de Rotterdamse haven arriveerden de eerste Ambonezen, gedemobiliseerde KNIL-militairen met hun gezinnen, die op dienstbevel Indonesië moesten verlaten. De Molukkers, die golden als elitesoldaten in het KNIL, vernamen bij aankomst in Nederland dat zij waren ontslagen uit militaire dienst. De verwachting was dat zij maar korte tijd in Nederland zouden verblijven en om integratie tegen te gaan, werden zij ondergebracht in zo’n negentig woonoorden, waaronder de barakkenkampen in Westerbork en Vught. In juli waren er in totaal 12.500 mensen met troepentransportschepen vertrokken naar Nederland. Doelbewust werden zij buiten de Nederlandse samenleving gehouden, deelname aan het arbeidsproces werd niet gestimuleerd. Hun beloofde Republiek der Zuid-Molukken kwam er nooit.

Het nieuws ging weer vooral over de Rosenbergs. In een tot op de dag van vandaag omstreden rechtszaak werden zij schuldig verklaard. Een in tweeën gescheurd dekseltje van een pak gelatinepudding moest als bewijs dienen. Julius Rosenbergs zwager, ene David Greenglass, zou door hem zijn overgehaald informatie te verzamelen. Hij zou de helft van het dekseltje hebben gekregen en de informatie moeten overgeven aan een tussenpersoon, die over de andere helft van het dekseltje beschikte. Verdere bewijzen waren er niet, alleen getuigenverklaringen. De rechter beschuldigde de Rosenbergs van de dood van vijftigduizend Amerikanen tijdens de Koreaoorlog, met argumenten die kant noch wal raakten. Julius en Ethel Rosenberg werden veroordeeld tot de elektrische stoel. Na de uitspraak gingen duizenden de straat op.
Nieuws dat de Nederlanders bereikte via de krant en de radio, die steeds meer de actualiteit zocht. En via het Polygoonjournaal in de bioscoop. In de Cineac draaide een non-stop filmjournaal. 
(Foto: Wikipedia)
Bioscopen waren zeer populair en Rotterdam had er nog maar zo weinig. Zuid kende er twee, Harmonie en Colosseum, het was nog vier jaar wachten tot daar het Metro-theater bijkwam. Omstreeks die tijd opende in de stad ook het Thalia-theater de deuren.
De Nederlandse filmindustrie krabbelde met grote moeite overeind. De producent van de bioscoopjournaals besloot een speelfilm te maken, De Dijk is Dicht, op een script van Anton Koolhaas. De film, die uitkwam in 1950, speelde op Walcheren waar het dorp Westkapelle werd gebombardeerd. Een commercieel succes werd het niet, al waren recensenten over het algemeen redelijk positief.
Voorstellingen van buitenlandse films waren vrijwel altijd uitverkocht. In de rij voor kaartjes, zodra de kassa’s opengingen. Bij Colosseum, met altijd een prachtig reclamebord aan de gevel, kochten zwarthandelaren in het weekend meerdere kaartjes op en sleten die voor een verhoogde prijs. De reclameborden, die door Reclameatelier Leo Mineur werden geschilderd voor meerdere theaters, brachten steeds weer van elke nieuwe film een verlekkerend beeld en werden legendarisch. Op films werd strenge censuur uitgeoefend, landelijk en plaatselijk. Het kwam voor dat een film, die was goedgekeurd voor kijkers van boven de achttien jaar, in sommige gemeenten alleen mocht worden bekeken door wie boven de eenentwintig was. Bij de ingang van de bioscoop stond een portier, die bij de kaartverkoop aan de kassa ook al had toegekeken, met een handje open en een oogje toe voor de zwarthandelaar. Af en toe werd er zelfs gecontroleerd door politie. Binnen bracht altijd een ouvreuse je naar je plaats.

Het was in die tijd dat De Brielse Maas Brielse Meer werd. Koningin Juliana stelde de sluizen bij Spijkenisse in werking, het water werd een groot recreatiegebied voor Rotterdammers. De maatregel werd getroffen om de toenemende verzilting tegen te gaan. 
En de pokken kwamen weer terug in Nederland. Tientallen mensen werden ziek. Er overleden drie militairen na vaccinatie door hersenontsteking. In Tilburg overleden twee slachtoffers. Inwoners van de stad werden opnieuw gevaccineerd, de stad werd geïsoleerd, zelfs treinen stopten er niet meer.
En er was die oorlog die koud heette. Wereldwijd voorpaginanieuws werd de verdwijning van de Britse diplomaten Guy Burgess en Donald McLean. Zij werden al geruime tijd verdacht van het doorspelen van informatie aan de Sovjet-Unie en er werd dan ook meteen aangenomen dat zij naar Rusland waren gevlucht.
Het gaat nog vijf jaar duren eer er zekerheid komt, dan geven zij een persconferentie in Moskou.

Er werd druk over en weer gespioneerd. De Nederlandse inlichtingendiensten speelden daarin een actieve rol en waren betrokken bij meerdere operaties achter de grenzen van het Oostblok. De CIA financierde en adviseerde de Nederlandse Binnenlandse Veiligheidsdienst. Mislukkingen, die mensenlevens kostten, weerhielden de Buitenlandse Inlichtingendienst er niet van de geheime operaties voort te zetten. Meestal werden het grote missers.
In België deed Koning Leopold III troonsafstand, zijn terugkeer had een jaar eerder al bijna tot een burgeroorlog geleid. Leopolds zoon Boudewijn volgde hem op. 
In de Tour de France won Wim van Est de twaalfde etappe en werd  hiermee de eerste Nederlander die de gele trui veroverde. De volgende dag stortte hij in een ravijn en kwam met fiets en al zeventig meter lager terecht. Wonder boven wonder had hij slechts schaafwonden. Het sponsorende horlogemerk Pontiac adverteerde meteen: ‘Mijn hart stond stil, maar mijn Pontiac tikte nog.’                    

(wordt vervolgd)
nnn

woensdag 11 oktober 2017

ANNA'S JAREN (240) - Test

Het bezorgen van briefjes bij Kee had zijn langste tijd gehad. ‘Die Afrikanerskool’ ging niet lang meer duren. Ik had er in de vierde klas meester Broer leren kennen, vanaf de eerste dag een heel aardige man, een van de weinige meesters die nooit klappen uitdeelde. Wel liefdevolle plaagstoten. Al waren die bij meester vaak geladen met meer wijsheid, deden zij mij toch denken aan die van oom Freek.
Van Jan en Rieka had ik voor mijn verjaardag een zilveren ring gekregen en dat was nogal wat. Ik kon er niet genoeg mee pronken. Bij een dictee hield ik, tijdens het schrijven, met de vlakke linkerhand omstandig het schrift bovenaan de pagina vast, zodat de ring goed zichtbaar was. Meester liep langs de rijen om over de schouders mee te kijken of het goed ging en hielp sommigen af en toe wat op weg. Bij mij boog hij ook even voorover en fluisterde in mijn oor: ‘Al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding!’ Die zin hoefde ik niet op te schrijven.
Berthus moest het al gauw verder stellen zonder wijze lessen van meester Broer. Zijn ouders gingen plotseling terug naar Indonesië, vanwaar hij mij brieven schreef, elke zin eerst in het Maleis en dan in het Nederlands. Kon ik de taal leren, dacht hij. Dat duurde te kort, Berthus’ correspondentie stopte abrupt, mijn brieven bleven verder onbeantwoord.
Keihard moest meester Broer werken, want hij gaf les aan twee klassen tegelijk in één lokaal. Zo’n vijftig leerlingen, twee rijen de derde klas, twee rijen de vierde klas en zo elk jaar door, tot de zesde. De man werkte heel systematisch en zette de ene klas aan het werk als hij uitleg gaf aan de andere. Ik kon het vaak niet nalaten om met de andere helft mee te doen. In de zesde klas beland, bleek dat ik goed had opgelet, want meester Broer kreeg tot vervelends toe al vaak mijn antwoord als de vraag nauwelijks aan de klas was gesteld. Meester bleef geduldig maar gaf mij wel steeds vaker ander werk. Tot ik een brief voor mijn ouders meekreeg. Als onderwijzers dat deden, voorspelde het niet veel goeds. Mijn nieuwe bankgenoot zei dan ook: ‘Dat komt er van als je altijd voor je beurt schreeuwt!’

In het briefje stond dat meester wilde langskomen op een moment dat ik er niet was. Nog erger. 

‘Nou, meester is geweest’, zei Rieka, ‘hij laat je niet meer met de klas meedoen en gaat apart verder met je, taal en algebra en zo. En we moeten naar De Baan.’ De Baan was een medisch centrum op de rechter Maasoever, voornamelijk gericht op wat die havens en zeelui met zich meebrengen. Daar zaten in venerische ziekten gespecialiseerde artsen, ‘mastenmakers’, volgens de Rotterdammer.
Goed, er werd ook gekeurd, of je naar een gezondheidskolonie mocht bijvoorbeeld. Ik moest erheen voor een psychotechnische test. Lieve meester Broer wilde voorkomen dat ik net als andere jongens automatisch werd doorgeschoven naar de ambachtsschool, vaak de Nicolaas Witsenschool op Zuid, leverancier van personeel aan scheepswerven. Meisjes gingen, op een enkele uitzondering na, naar de huishoudschool. En er waren ook al leerlingen oud genoeg om te gaan werken doordat ze een of meer klassen hadden gedoubleerd.

Er ging een nieuwe wereld voor mij open met de boekjes die meester Broer mij voorschotelde. Zij bevatten leerstof die heel wat meer van mijn hersens vergde. Jammer dat ik nog maar een paar maanden lagere school voor de boeg had, meester legde alles zo enthousiast en geduldig uit. Niet in het minst door hem was de school een totaal andere wereld dan daarbuiten, waar somberheid heerste. De spanning werd bijna voelbaar doordat Amerikaanse troepen een offensief in Noord-Korea begonnen en ook de Chinezen zich in de oorlog mengden. De angst zat er zo diep in dat menigeen de atoombom de schuld gaf van de vele onweersbuien in de voorbije herfst. Atoomproeven werden nog bovengronds genomen.
Een maand later sloot Paus Pius XII het jaar af. Meer dan drie miljoen pelgrims hadden Rome bezocht. De katholieke kerk had het jaar 1950 heilig genoemd.

In het nieuwe jaar die psychotechnische test daar op ‘De Baan’. Best leuk, wat afbeeldingen completeren; sommetjes, getallenreeksen, een taalproefje en een vrije tekening maken. Tenslotte samen met Rieka praten met een psycholoog. Die zei dat ik wel naar de HBS kon en dat de uitslag naar mijn schoolhoofd ging.
Jan en Rieka konden er ’s avonds niet over ophouden, de HBS, dat was toch voor rijken! Nou, dat vond het hoofd van ‘Die Afrikanerskool’ ook. Anders dan meester Broer, die ouders thuis opzocht, liet hij hen opdraven. Zo ook Jan en Rieka. Om hen te laten weten dat hij aan een inschrijving op de HBS niet ging meewerken. 
'Dat kunnen gewone mensen als jullie niet opbrengen. Voor de HBS moeten boeken worden gekocht, je zoon moet er netjes uitzien, en er zijn nog meer verplichtingen die geld gaan kosten'. Aldus sprak de koesteraar der kansarmen, die zich voorstond op zijn socialistische visie.
‘Gewone mensen’. Rieka zag aan de tuitende lippen van het schoolhoofd, dat hij eigenlijk ‘arme lui’ wilde zeggen en Jan vroeg zich af welke rol dat ‘piezemietertje’ met zijn goudomrande brillenglazen in de oorlog had gespeeld. Niet ongewoon, mensen vroegen zich nog vaak af hoe mensen met status waren in die oorlog die voorbij heette.
Het schoolhoofd had het in elk geval voor het zeggen. Nog even een slap handje.

(wordt vervolgd)
nnn

dinsdag 19 september 2017

ANNA'S JAREN (239) - Streelgeest

Berthus was niet de enige die het thuis nog armer had dan ik. Ik voelde mij rijk vergeleken bij kinderen uit grotere huishoudens of uit gezinnen waar de vader nog minder betalend werk had dan Jan, die bovendien geen kans onbenut liet om wat bij te verdienen. Ik wist niet beter. Het drong niet tot mij door dat Nederland arm was. Toch werd er nog minder geconsumeerd dan vlak voor de oorlog. Wij waren Indië kwijt en daarmee goedkope koffie en thee. Er was nog steeds distributie van levensmiddelen. Jan en Rieka zeiden het desalniettemin beter te hebben dan in hun jeugd. Door de verhalen over vroeger groeide het besef hoe schrijnend de armoede in die tijd moet zijn geweest en vroeg ik mij weleens af  hoe het mogelijk was dat Anna zo vrolijk bleef na alle ellende die zij had meegemaakt. 
Het ging dagen nadat zij in onze kleine huiskamer een en al lach had verteld hoe zij niet meer mocht komen waar zij helemaal niet wilde zijn. Het begon tot mij door te dringen waarom Anna uitbundig kon lachen om alles maar dan ook alles wat haar tegenzat. Om dwaze beslissingen van machthebbers, om onrecht. 
Anna’s benijdenswaardige oog voor het absurde in de wereld, had ik er maar meer van meegekregen. Dan zou ik later, in plaats van mij te ergeren, uitbundig plezier kunnen hebben om die regeringsleider, die in het wekelijkse tv-programma Gesprek met de minister-president  de ene na de andere onbegrijpelijke, wollige en breedsprakige brabbelzin ten beste geeft, zonder echt antwoord te geven op de vragen van de interviewer. 
‘Zo, we zijn weer helemaal bijgepraat,’ zou ik schateren. 

In plaats van met ontsteltenis aan te horen hoe de voormalig leider van de arbeiderspartij, die eraan heeft bijgedragen dat hij zich over zijn inkomen geen zorgen hoeft te maken, zijn volgelingen voorhoudt dat het hen zou sieren als zij zich iets meer conformeerden aan de liberalen, zou ik, in een deuk liggend, de vergelijking trekken met een deliriumzuiper die zijn kinderen liefdevol tracht over te halen een flinke borrel te nemen. 

In plaats van bijna een hartstilstand te krijgen, zou ik het uitschateren om dat sociale gezicht van diezelfde arbeiderspartij, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, met een innemende glimlach leunend op haar rollator. In plaats van tv-nieuws zou ik het zien als een cabaretscène als zij zegt dat het moet kunnen dat een AOW-er, die van ellende intrekt bij de kinderen, ‘een klein deel’ van zijn uitkering inlevert. Geen zorgen hoor, er wordt nog gepraat over de grootte, een derde of vijfentwintig procent.

Voorlopig was het schateren om Anna’s verhaal.

Dat kwam nadat zij was uitgemopperd op Kee, want mopperen kon Anna ook een enkele keer. Altijd maar eventjes, altijd terecht. En dan weer lachen, vooral als het ging over Kee. Zij was onmiskenbaar Anna’s zus en toch waren de verschillen groot. Uiterlijk was Kee Anna, maar dan ouder, en in zekere mate gefotoshopt tot toverkol. Alles wat ik aan Anna zo leuk vond, ontbeerde Kee. Anna liep kordaat rechtop, Kee gebogen. Anna keek je altijd recht in de ogen, Kee of je kruis nog in het midden zat. Zij sprak met de kiezen op elkaar langs je heen. Anna was goudeerlijk en direct, Kee kon liegen of het gedrukt stond. Ik was best een beetje bang van Kee.
Nog geen telefoon. Er werd gecommuniceerd met briefjes. Jan bracht weleens een briefje mee van Anna, voor Kee. Meestal een berichtje dat zij op een bepaald moment langskwam. Kee woonde vlakbij mijn school en ik moest het briefje daarom naar Kee brengen. ‘In handen geven’, werd erbij gezegd, om het risico te vermijden dat zij zou zeggen het briefje niet te hebben gevonden. En daar zat hem nou juist de kneep. Als na aanbellen bij Kee de deur openfloepte, stond zij half verscholen bovenaan de donkere trap, het deurtouw nog in haar handen.
‘Leg het briefie maar op de derde tree, nee niet daar, aan de rechterkant’, kraakte het dan.
‘Ik kom wel even naar boven, want ik moest het aan u geven.’
‘Nee, niet naar boven komen!’
‘Jamaar.’
‘Nee, nee, niet naar boven!’
Doodongelukkig legde ik het briefje dan maar op de trap, wetend dat als Kee geen zin in Anna zou hebben, zij zou doen alsof zij niet thuis was. Dan zou Anna voor niets helemaal van Katendrecht komen en later zou Kee ijskoud zeggen geen briefje te hebben gevonden.
Gelukkig geloofde Anna mij altijd op mijn woord, want waarom zou je ook jokken tegen Anna.

Kee liep de deur plat bij een waarzegster en deed aan spiritisme. Zij geloofde erin dat de menselijke geest na overlijden bleef voortbestaan en dat het mogelijk was hiermee contact te maken. Kee bezocht sessies van een zelfverklaard medium en zeurde Anna de kop gek om mee te gaan. Anna vertelde dat zij zich op een zwak moment had laten meesleuren en samen met Kee in een zo goed als verduisterde kamer terechtkwam, waarin nog twee vrouwen en het medium aan een ronde houten tafel zaten. Kee en Anna namen plaats op de onbezette twee gladde, houten stoelen. Op aanwijzing van het medium sloten de dames de ogen en plaatsten zij de handen op tafel, de vingers gespreid. In de bedompte kamer groeide een onheilspellende sfeer. Voor Anna, die haar ogen openhield, leek het wel nog donkerder te worden. Het medium orakelde enige onbegrijpelijke zinnen, waarna de dames gespannen afwachtten of en hoe de geesten zouden reageren. Zou er geklopt worden of zou de tafel bewegen misschien? Er waren immers verhalen dat zo’n tafel zelfs ging zweven. Het zou wel, het duurde Anna in elk geval te lang. Met de punt van haar linkerschoen drukte zij voorzichtig haar rechterschoen uit, liet zich onderuit zakken op haar stoel en bewoog de blote voet naar de dame rechts naast haar. Haar grote teen zocht het been van de dame en streelde dat zachtjes, tot onder de rok toe. Eventjes maar, de eigenaresse van het been leek op slag wel een duveltje uit een doosje. Met wijd opengesperde ogen sprong zij gillend overeind, zwaaiend met handen waarvan de vingers nog waren gespreid. Zij drukte met haar onderlichaam de zware tafel bijkans in de maag van het tegenover haar zittende medium.
‘Wah, Rinus is in de kamer, die kon nooit van mijn benen afblijven!’
Verslapt door de lach gleed Anna verder van haar stoel tot haar kin op de tafelrand rustte. Doordat de stoel niet naar achter schoof op het vloerkleed, viel zij net niet onder de tafel maar wel flink door de mand. Anna moest meteen de kamer verlaten en mocht nooit, nooit meer komen.

(wordt vervolgd)
nnn